Vers 1
Heer, wees mijn Gids op heel mijn levenspad,
Wees Gij mijn Gids.
Wijs mij de weg naar Sions gouden stad,
Wees Gij mijn Gids.
Blijf dicht mij bij, Ga stap voor stap mij voor,
Dan ben ’k gerust En veilig volg ’k Uw spoor.

Vers 2
’k Was vroeger blind en dwaalde van het pad,
Want ’k had geen Gids;
Ver dwaalde ’k af, totdat ik ernstig bad:
„Wees Gij mijn Gids”.
Hij heeft ’t verhoord, ’k ben nu verheugd en blij,
Want Jezus kwam en nu is ’t licht voor mij.

Vers 3
Nu aan Zijn hand, dwaal ’k nimmer van den weg,
Hij is mijn Gids.
’t Zij door moeras of wel langs struik en heg,
Leidt mij mijn Gids.
Licht, vriend’lijk licht stroomt van Zijn aangezicht,
’k houd daarom steeds mijn oog op Hem gericht.